Lobbying


Maatwerk t.b.v. SAIL-instituten van hoger internationaal onderwijs, in discussie werving internationale studenten

Den Haag, 15 December 2022

Geachte minister Dijkgraaf,

 

De SAIL-instituten hebben met belangstelling kennisgenomen van de in de Tweede Kamer ontstane discussie en opvattingen over de internationale instroom van studenten, en uw reactie daarop.

 

Zonder de legitimiteit van de opvattingen van de verschillende partijen in twijfel te trekken zijn de SAIL-instellingen niet gerust op het groeiende sentiment dat de toename van internationale studenten per definitie een negatieve ontwikkeling is. Daar waar Europese steden met toonaangevende kennisinstellingen al Jaren een internationale studentenpopulatie kennen van 25-35%, was dit in Nederland lang niet het geval. Dat Nederlandse kennissteden deze achterstand inlopen is een positieve ontwikkeling en zal ook meer in die context kunnen worden gezien.

 

We zijn daarom blij met uw overwegingen en standpunt zoals verwoord in uw brief van 9 december ten aanzien van een aantal moties van verschillende fracties in de Tweede Kamer, in het bijzonder wanneer het gaat over dat u ruimte voor maatwerk blijft bieden. In uw brief noemt u maatwerk ten behoeve van (regionale) tekortsectoren en krimpregio’s en dat u de Kamer voor het kerstreces zult informeren over de invulling van maatwerk binnen de kaders van uiterste terughoudendheid.

 

Dat brengt ons op de SAIL-instituten van hoger internationaal onderwijs, waarvan de meeste meer dan 70 jaar geleden zijn opgericht. Het bestaansrecht en de core-business van de meeste SAIL-instituten is gelegen in het bieden van post-initieel, niet-bekostigd onderwijs, met het mandaat van de Nederlandse overheid om studenten en onderzoekers uit het globale zuiden / ontwikkelingslanden op te leiden.

 

De SAIL-instituten waaronder ISS-ELJR, het KIT Amsterdam, ITC-Twente, IHE- Delft, MSM-Maastricht, ASC-Leiden en IHS-EUR verzorgen derhalve al decennialang internationaal onderwijs van hoge kwaliteit, zoals blijkt uit de wereldwijde erkenning van en bekendheid met ons onderwijs, cursussen, onderzoek en uitwisselingen. De meer dan 70,000 alumni van de SAIL­ instituten, verspreid over de gehele wereld, zijn belangrijke ambassadeurs voor zowel Nederland als het Nederlandse hoger onderwijs Tevens, omdat veel SAIL-instituten al zo lang ingesteld zijn op de international/ global classroom, voldoen zij aan noodzakelijke voorwaarden zoals opvang,

huisvesting en zorg voor internationale studenten.

 

Het mandaat en intrinsieke internationale karakter van de SAIL-instituten kan logischerwijs niet gecombineerd worden met eventuele beperkende wetgeving of terughoudendheid bij het werven van internationale studenten. Dergelijke beperkingen lijken ook niet gericht te zijn op de rol die de SAIL­ instituten vervullen. Desalniettemin markeren we dit graag richting u en verzoeken wij u of u kunt bevestigen dat de SAIL-instituten inderdaad uitgezonderd zijn van eventuele beperkingen, en daarmee maatwerk geboden wordt.

 

lndien gewenst zijn we graag tot nadere toelichting bereid, Met vriendelijke groet, namens de SAIL-instituten,

Afrika Studie-Centrum Leiden (ASCL),
IHE-Delft,

IHS Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR),
ISS – EUR, Den Haag,

ITC Universiteit Twente,
KIT, Amsterdam,

MSM, Universiteit Maastricht.

 

Prof. dr. Inge Hutter Voorzitter SAIL-instituten

Persbericht – Geef Nederlandse kennis een centrale rol bij aanpak van mondiale uitdagingen

Nederland beschikt over toonaangevende expertise en duurzame oplossingen voor wereldwijde uitdagingen. Op disciplines als watermanagement, voedselzekerheid, digitalisering en veiligheid en rechtsorde wordt Nederland internationaal geroemd. Deze kennis, van MBO tot wetenschappelijk onderzoek, verdient een centrale plaats in het Nederlandse buitenlandbeleid. Deze oproep aan het kabinet doen de koepels uit de gehele onderwijskolom: van MBO, tot HBO, WO, onderzoeksfinancier NWO en SAIL, een consortium van Nederlandse kenniscentra.

Nederlandse kennis en kunde, en innovatie en technologie zoals op het gebied van water, voedselzekerheid, landbouw, gezondheid, migratie en humanitaire hulp moet onderdeel worden van de gereedschapskist van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Door Nederlandse kennis te integreren in ontwikkelingssamenwerking, hulp, migratie en handel, kan Nederland zijn internationale rol versterken en de rol van bedrijven en maatschappelijke organisaties ondersteunen. Om dit mogelijk te maken dient binnen de toekomstige geïntensiveerde begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ruimte gemaakt worden. De investering vanuit de ontwikkelingssamenwerkingsbegroting kan worden toegewezen aan Nederlandse onderwijsinstellingen, zolang het ontwikkelingsgerelateerde activiteiten betreft.

Een sterk ontwikkeld lokaal kennisecosysteem in ontwikkelings- en transitielanden stimuleert Nederlandse handel en investeringen. In opkomende markten hebben Nederlandse bedrijven baat bij de aanwezigheid van geschoolde mensen, en Nederland kan zuidelijke landen bij lokale vraagstukken vraaggestuurd ondersteunen. Diederik de Boer, executive secretary van SAIL, het consortium van Nederlandse kenniscentra met toonaangevende kennis op het gebied van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen: “kennis is de verbindende schakel binnen de Nederlandse ontwikkelingshulp- en handelsagenda en zou een spilfunctie moeten vervullen voor het aanpakken van mondiale uitdagingen, én draagt bij aan het Nederlandse verdienvermogen.”

De voorgestelde kennisagenda komt vanuit de MBO Raad, de Vereniging Hogescholen, de Vereniging Samenwerkende Universiteiten, onderzoeksfinancier NWO, SAIL-instituten zoals het KIT en het Platform voor International Education. Werkgeversorganisatie VNO-NCW steunt de voorgenomen agenda. Partos, de koepelorganisatie van maatschappelijke organisaties op het gebied van internationale samenwerking is betrokken bij de totstandkoming van de kennisagenda.

Aanbevelingen over de rol en inbedding van NL-kennis in het NL-buitenlandbeleid

Den Haag, 19 mei 2021

Geachte informateur,

De SAIL-instituten, VSNU, NWO/WOTRO, het Platform for International Education (PIE), de MBO-raad en VH willen graag bijgevoegde notitie bij u en de formerende partijen onder de aandacht brengen.

In de notitie ‘Internationale kennisagenda voor NL en landen in ontwikkeling en transitie’ stellen wij gezamenlijk vast dat kennis een centrale en verbindende rol verdient en een randvoorwaarde is voor het kunnen vervullen van de Nederlandse ambities binnen ontwikkelingssamenwerking en hulp en handel.

Nederlandse kennis en kunde, en innovatie en technologie op het gebied van water, voedselzekerheid, gezondheid, migratie en humanitaire hulp, en digitalisering in ontwikkelingslanden moeten intensiever worden ingezet om gezamenlijk te werken aan oplossingen voor grote mondiale uitdagingen van nu en de toekomst. Door Nederlandse kennis te integreren in ontwikkelingssamenwerking, hulp, migratie en handel, in aansluiting op lokale vraagstukken en lokale expertise, versterken we als land de rol van wereldwijde kennis hub voor lokale kennisecosystemen.

Daarvoor vragen wij u om binnen de mogelijke intensivering van de ODA-middelen, ruimte te maken om kennis toe te voegen aan de gereedschapskist van het Nederlandse buitenland- en ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en om binnen het huidige kader een vervolg te geven aan het Orange Knowledge Programma. Zonder een vervolg op dit programma zouden jarenlang opgebouwde internationale kennispartnerschappen verloren gaan.

In de bijlage treft u een uitgewerkte aanzet voor deze kennisagenda. VNO-NCW steunt deze voorgenomen agenda ten zeerste en de branchevereniging voor ontwikkelingssamenwerking, Partos, is geconsulteerd en hun input is meegenomen.

Mocht u naar aanleiding hiervan meer informatie of een nadere toelichting willen dan zijn wij hier te allen tijde toe bereid.

SAIL

Internationale kennisagenda voor NL en landen in ontwikkeling en transitie

Nederlandse bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden scharen zich in toenemende mate achter de 17 Duurzame Ontwikkelingsdoelen. Deze doelen vormen een mondiaal kompas van internationale economische, ecologische en sociale samenhang. Diezelfde samenhang werd afgelopen jaar scherp in beeld gebracht door de wereldwijde COVID-19 pandemie, waar landen, bedrijven en burgers wereldwijd door werden geraakt tot op de dag van vandaag. Deze internationale verwevenheid is voor Nederland niet nieuw. Al jaren manifesteren overheid, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstellingen zich nadrukkelijk op de terreinen handel, kennis en ontwikkelingssamenwerking. Er kan echter sterker ingezet worden op de onderlinge samenhang tussen deze drie elementen van het buitenlandbeleid met een centrale en verbindende rol voor de inzet van Nederlandse kennis en expertise.

Onderwijs (SDG4) fungeert als katalysator voor het bereiken van alle Duurzame Ontwikkelingsdoelen. Kennis is en blijft een belangrijke randvoorwaarde voor zowel het realiseren van de Nederlandse ambities op het vlak van ontwikkelingssamenwerking als handel en verdient een centrale plaats in het Nederlandse buitenlandbeleid. Zo werken Nederlandse kennisinstellingen en NGO’s steeds meer samen in landen met vluchtelingenproblematiek en geven Nederlandse bedrijven die internationaal opereren aan niet zonder een goed opgeleide lokale beroepsbevolking te kunnen. Onderliggend aan de kansen en problemen in de economische en migratie agenda is de groeiende jongerenbevolking in Afrika met een verwachtte omvang van 830 miljoen in 2050. Jongeren die door gebrek aan kwalitatief onderwijs en baanzekerheid gebukt gaan onder zowel armoede als marginalisering. Door te investeren in deze jongeren en hen een goede aansluiting te bieden op de arbeidsmarkt kan dit worden geadresseerd. Die arbeidsmarkt stelt eisen van toepasbare kennis en kunde waarvoor Nederlandse kennissamenwerking noodzakelijk is.

Nederland beschikt over toonaangevende expertise en duurzame oplossingen voor wereldwijde uitdagingen en daarmee ook voor het toekomstperspectief van jongeren wereldwijd. Op disciplines als watermanagement, voedselzekerheid, digitalisering en veiligheid en rechtsorde wordt Nederland internationaal geroemd om haar expertise binnen de gehele onderwijskolom. Nederlandse universiteiten, hogescholen en MBO-instellingen vormen een kennisveld met onvervangbare internationale ervaring en bovenal een sector die zich gecommitteerd heeft zich in te zetten voor mondiale uitdagingen. Het grote aantal internationale alumni van kennisinstellingen, verspreid over de gehele wereld, vormt een invloedrijk netwerk van ambassadeurs voor heel Nederland. Het Nederlandse instrumentarium van de kennisinstellingen bestaat onder meer uit: de programmatische samenwerking tussen departementen en kennisinstellingen, het Orange Knowledge Programma, de onderzoeksprogramma’s van NWO-WOTRO programma, de bilaterale wetenschappelijke samenwerkingen in het kader van het Merian Fund, de RVO instrumenten, en ten dele de financiering uit het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld.

Het huidige instrumentarium is verkokerd en vraagt om interdepartementale ondersteuning. Het samenspel van economische zaken, gezondheidszorg, financiën, rechtstatelijke vraagstukken, landbouw en water en buitenlandse zaken heeft baat bij een doorwrocht kennisecosysteem. Een systeem dat ruimte biedt voor kansen en mogelijkheden voor Nederlandse kennisorganisaties en hun internationale partners met gerichte interventies ten behoeve van effectieve lokale kennisontwikkeling. Met verbeterde beleidscoherentie kan Nederland goed invulling geven aan de rol van leidende kennis hub richting de rest van de wereld. Dit vraagt om een Minister van Internationale Ontwikkeling waarin vanuit een spilfunctie van Nederlandse kennis gewerkt wordt aan drie ontwikkelingen:

  • Het ontwikkelen van kansen in de regio voor een groeiende jongerenpopulatie;
  • Het ontwikkelen van een gelijkwaardig netwerk van kennissamenwerking zodat er duurzame en stabiele internationale samenwerking kan ontstaan tussen overheden, maatschappelijk middenveld, bedrijfsleven, en kennisinstellingen.
  • Het aldus ontwikkelen van de lokale kennisstructuur als randvoorwaarde voor Nederlandse Handel

Een inclusieve aanpak op maat

Bovenstaande ontwikkelingen kunnen gegroepeerd worden in drie clusters met specifieke problematiek en kansen: kennis en handel, kennis en migratie en kennis, ontwikkeling en hulp. Impact kan alleen gerealiseerd worden met de juiste combinatie van expertise aansluitend op lokale vraagstukken, lokale expertise en kennisbehoefte. Kennisbehoefte die bestaat uit een mix van onderwijs, (toegepast) onderzoek gericht op maatschappelijke impact en overdracht van praktische kennis- en capaciteitsontwikkeling. Onderstaande focus brengt innovatieve Nederlandse oplossingen en technologische ontwikkelingen gericht samen.

▪ Focus Kennis & Handel. Een sterk ontwikkeld lokaal kennisecosysteem in ontwikkelings- en transitielanden stimuleert Nederlandse handel en investeringen. In opkomende markten hebben Nederlandse bedrijven baat bij de aanwezigheid van geschoolde mensen werkzaam in de productie- en verwerkingsketens, of in aanpalende
(overheids)organisaties. Focuslanden in deze agenda zijn vaak (toekomstige) middeninkomenslanden zoals: Zuid-Afrika, Indonesië, Kenia, Bangladesh, Nigeria en Peru. Het zoeken naar een link tussen de Nederlandse wetenschapsagenda, topsectoren en lokaal sociaaleconomische behoefte ligt voor de hand. De triple helix aanpak is een onmiskenbaar onderdeel in de opbouw van een (lokale) kenniseconomie inclusief het versterken van de onderzoekscapaciteit voor innovatie waardoor lokale oplossingen kunnen worden ontwikkeld, waar ook Nederland weer van kan leren. In bijvoorbeeld Bangladesh werken IHE Delft Institute for Water, TU Delft en Bangladesh University of Engineering and Technology samen met Nederlandse bedrijven als Urban Green en GreenSoilBag aan het ontwikkelen van technische community-based innovaties in watermanagement. Dit draagt direct bij aan de vermindering van wateroverlast en versterkt de capaciteiten van de lokale bevolking op het gebied van overstromingsrisicobeheer.

▪ Focus Kennis & Migratie. De vluchtelingencrisis in Syrië heeft aangetoond dat bij opvang in de regio de inzet van onderwijs essentieel is om een verloren generatie te voorkomen. Ook vanuit EU-perspectief gaat humanitaire assistentie gepaard met het verbeteren van onderwijs voor vluchtelingen. Binnen het Nederlandse migratiebeleid verschuift het zwaartepunt steeds meer naar fragiele regio’s als de Sahel, Hoorn van Afrika en MENA landen. Ontwikkelingstrajecten in deze landen dienen zich vooral te richten op het versterken van de basisvoorzieningen voor gezondheid en onderwijs en versterken van stabiliteit. Hierbij is sprake van een geleidelijke verschuiving van humanitaire hulp naar vredesopbouw en duurzame ontwikkeling. In synergie met het SDG5 Fonds en de Power of Voices partnerschappen kan dit verder worden uitgebouwd. Een voorbeeld uit de praktijk: Nederlandse Universiteiten, Hogescholen, MBO-instellingen en NGO’s als WarChild en Cordaid trekken steeds meer gezamenlijk op om het onderwijsniveau in landen als Lebanon en Jordanië te versterken en mensen lokaal perspectief te geven met extra aandacht voor kwetsbare groepen als vrouwen en jongeren. Het belang van beroepsonderwijs is hierin groot.

▪ Focus Kennis, Ontwikkeling & Hulp. Het pad richting stabiliteit en economische vooruitgang loopt niet altijd recht omhoog, tonen recente voorbeelden in Myanmar en Ethiopië. Impactvolle duurzame ontwikkeling die stabiliteit bevordert voorkomt dat landen terugvallen. Tegelijkertijd hebben landen als Ethiopië, Ghana en Vietnam de potentie om sterke toekomstige partners te worden in gelijkwaardige kennisuitwisseling en handel. Kennistrajecten en programma’s richten zich op de verbetering van de economische positie van jongeren; het bestrijden van armoede door focus op de meest kwetsbaren en gemarginaliseerden; en het stabiliseren van de rechtsstaat. In co-creatie met NGO’s en lokale beleidsmakers worden bottom-up en ‘empowering’ interventies ontwikkeld. Ook in deze samenwerkingen wordt de verbinding gelegd tussen de Nederlandse wetenschapsagenda, topsectoren en lokale behoeftes (zoals technisch en praktijkgericht beroepsonderwijs – en trainingen (TVET) in diverse sectoren. Zo zijn bijvoorbeeld vrijwel alle Nederlandse AOCs actief in de aanpak van het wereldwijde voedselzekerheidsvraagstuk via capaciteitsopbouwprojecten. 

Aanbevelingen

Kennis is van blijvend belang. En kennis is de verbindende schakel binnen de Nederlandse ontwikkelingshulp- en handelsagenda en dient daarom een spilfunctie te vervullen. Ook is kennissamenwerking een cruciale voorwaarde voor het realiseren van de ambitie om Nederland blijvend te positioneren als leidende kennis hub in een wereldwijd kennisecosysteem. Om te kunnen kapitaliseren op de expertise die al in de Nederlandse ontwikkelingshulp, kennis en handel omsloten zit, is extra inzet wenselijk. Gezien de huidige wereldwijde uitdagingen op het gebied van onder andere gezondheid, vergaande digitalisering, (jeugd)werkgelegenheid en klimaatproblematiek is deze inzet ook noodzakelijk. Dit vraagt om:

  1. Extra inzet van aanvullende en hiervoor benodigde ODA-middelen voor deze gezamenlijke kennisagenda voor landen in ontwikkeling en transitie (€ 250M per jaar), mits de activiteiten van de betreffende kennisinstellingen en hun partners een ontwikkelingsgericht oogmerk kennen. Omwille van de beoogde synergie dient deze inzet boven op de bestaande ODA-inzet te komen. Hierbij is een gecoördineerde kennisagenda per focusland en/of regio van belang. Een deel van deze extra middelen zal worden aangewend voor strategische en programmatische samenwerking met Nederlandse maatschappelijke organisaties en bedrijven. Voorgestelde intensivering kan gerealiseerd worden indien wordt besloten om als Nederland toe te werken c.q. te voldoen aan de internationaal afgesproken 0,7% BNI norm voor ontwikkelingssamenwerking.
  2. Grensoverschrijdende mondiale uitdagingen doen een stevig beroep op het kennis- en innovatievermogen van Nederland. De ondertekenaars vragen om een interdepartementale en gecoördineerde aanpak op de inzet van Nederlandse kennis en expertise zodat beleid gevoed wordt vanuit onderzoek en expertise en interdepartementale beleidscoherentie wordt ondersteund. Dit vraagt om extra financiële inzet, mogelijk uit de intensivering zoals beschreven in punt één.
  3. Continuering van bestaande programma’s die gericht zijn op het bedienen van de bredere kennisagenda, lokale kennisontwikkeling voor landen in ontwikkeling en transitie. Hierbij denken we aan een opvolger van het succesvolle Orange Knowledge Programme. Met een opvolger van het Orange Knowledge Programme kan inhoudelijke vernieuwing plaatsvinden in een nieuw meerjarig kennissamenwerkingsprogramma in nauwe synergie met de private sector, het maatschappelijk middenveld en de strategische partnerschappen met een looptijd die verder gaat dan één kabinetsperiode. Voor aansluiting en daarmee het borgen van duurzame deelname is besluitvorming vereist voor 1 juli 2021.

Ondertekenaars en deelnemende kennisinstellingen roepen de onderhandelaars en fractiespecialisten op om de opgebouwde kennisinfrastructuur te behouden en Nederlandse kennis en expertise een nadrukkelijkere rol te geven en zelfs expliciet toe te voegen aan een gemoderniseerd buitenlandbeleid.

SAIL